Tissue engineering - nieuwe ledematen
Bastienne Wentzel

18 juni 2014, Chemische Feitelijkheden

Een muis met een mensenoor op zijn rug baarde eind jaren negentig opzien. Wetenschappers waren erin geslaagd een bioafbreekbare mal in de vorm van een oor te bekleden met cellen en te plaatsen onder de huid van een muis, zodat de cellen gaan groeien. Nu was dit geen echt, werkend oor, maar het principe was bewezen: het is mogelijk om cellen te laten groeien op een drager, zodanig dat ze oud of kapot weefsel kunnen vervangen en vernieuwen.

Inmiddels is het mogelijk om een stuk kraakbeen, bot, een blaas of bloedvat nieuw te maken. Een groot voordeel boven de huidige methodes om kapot weefsel te vervangen, bijvoorbeeld een stent in een bloedvat of een kunstheup, is dat zich nieuw weefsel vormt dat niet van echt te onderscheiden is. Het weefsel is niet opgelapt, maar vervangen door nieuw, levend materiaal.
Tissue engineering houdt zich bezig met de technieken om dat mogelijk te maken. Biologen isoleren en kweken de juiste cellen en onderzoeken hoe ze het best in het lichaam groeien. Chemici ontwikkelen materialen die als drager en groeimedium kunnen dienen voor cellen. Dat zijn vaak natuurlijke polymeren zoals collageen, gelatine of alginaat. Die stoffen zijn zo stevig dat ze in de vorm van het nieuwe weefsel zijn te maken, bijvoorbeeld een stuk kraakbeen. Voor elke toepassing gelden andere eisen: bot moet heel hard en sterk zijn, een bloedvat of nieuw stuk huid elastisch en buigzaam. Het perfecte materiaal ontwikkelen met de juiste eigenschappen voor elk soort weefsel is een grote uitdaging.
 
In deze Chemische Feitelijkheid
· De Context: Wat is tissue engineering? En wat kun je ermee?
· De Basis: Wat is er nodig om nieuw weefsel te maken en te laten groeien?
· De Diepte: Hoe kun je het kraakbeen of bot van een versleten knie het best vernieuwen?

Het volledige artikel is gepubliceerd als Chemische Feitelijkheid Editie 74, nr 306, juli 2014.